Sentences with VROUW
Check out our example sentences below to help you understand the context.Sentences
1
"De vrouw droeg een mooie jurk."
2
"De vrouw van mijn broer heet Sarah."
3
"De oude vrouw wandelde langzaam door het park."
4
"De jonge vrouw studeert geneeskunde."
5
"Mijn moeder is een sterke vrouw."
6
"De vrouw in de spiegel keek verdrietig."
7
"Ik zag een elegante vrouw op straat lopen."
8
"De vrouw achter de balie was erg behulpzaam."
9
"Mijn oma is een vriendelijke vrouw."
10
"De jonge vrouw glimlachte naar me."
11
"De vrouw van mijn beste vriend spreekt vloeiend Frans."
12
"De vrouw in de auto zwaaide naar me."
13
"De vrouw met het rode haar was mijn lerares Engels."
1
"De vrouw liep naar de winkel om boodschappen te doen."
2
"De jonge vrouw studeert geneeskunde."
3
"De vrouw droeg een mooie jurk naar het feest."
4
"Mijn moeder is een sterke vrouw."
5
"De vrouw gaf haar kinderen een zoen voordat ze naar school gingen."
6
"De vrouw had een grote glimlach op haar gezicht."
7
"De vrouw werkte hard om haar doelen te bereiken."